Kapel

Het Heilig Kerstmis Gilde had een eigen kapel in de Grote- of Sint Bavokerk. In 1413 schonk de gildebroeder Willem van Schoten hiervoor een altaar met aankleding. In dezelfde schenkingsakte droeg hij ook de grafkelder onder de kapel aan het gilde over. Hierin konden gildeleden tegen betaling te ruste worden gelegd.

Willem van Schoten fundeerde ook de lezing van drie missen per week op dit altaar, te lezen op elke zondag, woensdag en vrijdag. Als kapelaan stelde hij zijn zoon priester Jan van Schoten aan. Na diens dood was het aan het gildebestuur om een geschikte kapelaan aan te stellen. Tot aan de reformatie heeft het gilde een eigen kapelaan gehad. De laatste kapelaan, die sinds de overgang van de Grote Kerk in protestantse handen in 1578 geen mis meer op het kerstaltaar had kunnen lezen, stierf in 1607.

Nog net vóór de reformatie, in 1557, liet burgemeester en stoelbezitter Pieter van Adrichem van Dorp, eigenaar van stoel 39, bij de vergroting van de Grote Kerk de kerstkapel herbouwen in Renaissancestijl. Hierbij werd het altaar verplaatst. Vermoedelijk in verband met deze verplaatsing werd ook de steen die de grafkelder dekte verlegd. Na de dood en bijzetting van genoemde Pieter van Adrichem van Dorp in de grafkelder, werd zijn familiewapen in de deksteen uitgehouwen.

Op 29 mei 1578 vond de ‘Haarlemse noon’ plaats, een verlate beeldenstorm. Op deze Sacramentsdag bestormden protestanten de – toen nog rooms-katholieke – Grote of Sint Bavo Kerk. Ze plunderden het altaar, sloegen de boel kort en klein. Toen de kerk in 1578 voorgoed in protestantse handen overging, ging de kapel voor het gilde verloren. Ook mocht de rooms-katholieke godsdienst niet langer openlijk worden uitgeoefend. Dit betekende niet het einde van het katholicisme in Haarlem. Er werden schuilkerken opgericht, staties geheten. De leden van het Heilig Kerstmisgilde kwamen voor de Heilig Mis bijeen in de schuilkerk Sint Bernardus, ook genaamd ‘Begijnhof’ op de Bakenessergracht. Na de opheffing van het verbod op de openbare uitoefening van de rooms-katholieke eredienst vonden de gildeleden onderdak in de in 1843 gereed gekomen Sint Jozefkerk in de Jansstraat.